Fr

INTELLIGENCE

Seen from Space - Het first screen blijft het eerste, maar krijgt gezelschap

Zondag 25 Juni 2023

Seen from Space - Het first screen blijft het eerste, maar krijgt gezelschap



Het CIM kondigde zopas aan dat het zijn tv-meting uitbreidt naar 'andere schermen', dus toestellen waarmee tv-content kan worden bekeken naast wat het CIM beschrijft als het 'eerste scherm', d.w.z. de televisie die over het algemeen in het salon troont (opgelet, het CIM TV-onderzoek mat binnen zijn panel al alle 'eerste schermen' bij gezinnen, dus alle tv-toestellen die in een huishouden aanwezig zijn).

Maar welke plaats bezet dit 'eerste scherm' dus tussen alle toestellen die gebruikt worden om tv of videocontent te consumeren? Dit is een vraag die aan bod komt in de Global Web Index (GWI), een online enquête die continu wordt uitgevoerd op verschillende markten, waaronder België. Door de focus op de gebruikte toestellen maakt de studie ook een onderscheid tussen 'klassieke' TV en meer 'à la carte', on-demand of streaming gebruik.

Volgens de laatste beschikbare gegevens (12 maanden, eindigend op 31 maart 2023) betreffende alle respondenten van de studie, d.w.z. 16-64-jarigen met een internetverbinding, is het antwoord duidelijk: het televisiescherm blijft de vaakst geciteerde manier om traditionele tv-inhoud te bekijken. Het is dus nog steeds het "eerste scherm". Het is ook het populairst voor andere soorten videocontent (on-demand en streaming), maar hier ondervindt het meer concurrentie van computers (desktop of laptop) of mobiele apparaten.

Er zijn weinig verschillen naargelang de taal van de respondenten. Anderzijds kijken respondenten die zeggen dat ze CTV hebben of geabonneerd zijn op een betaaldienst (zoals Netflix, Disney+, Streamz, enz.) 'niet-lineaire' videocontent behoorlijk massaal op het 'eerste scherm'. Dat staat dus duidelijk nog steeds synoniem met kijk- en luistercomfort.

16- tot 24-jarigen maken veel gevarieerder gebruik van de verschillende toestellen. Ook voor hen blijft het televisiescherm weliswaar het belangrijkste toegangspunt voor conventionele televisie, maar in veel mindere mate dan voor hun ouders. En voor minder traditionele videocontent zijn 16- tot 24-jarigen vrij eclectisch en geven ze de voorkeur aan computers, (nipt) gevolgd door het conventionele tv-toestel en vervolgens – veel verderop - mobiele apparaten.
In het algemeen worden 'tweede schermen' (d.w.z. andere schermen dan conventionele tv-toestellen) meer gebruikt voor niet-lineaire videocontent dan voor klassiekere tv-programma's.

Een laatste belangrijk punt: de GWI-vraag heeft betrekking op het gebruik van toestellen, maar peilt niet naar de duur. Het zou interessant zijn om ook een uitsplitsing te hebben van de tijd die op de verschillende 'schermen' wordt doorgebracht. We kunnen er zeker van zijn dat in dit geval de dominantie van het "eerste scherm" nog groter zou zijn.

Archief / INTELLIGENCE