Fr

BLUE

New Talent: Nina Maat (MUCE)

Maandag 27 Februari 2023

New Talent: Nina Maat (MUCE)

Deze rubriek is gewijd aan de jonge talenten in onze sector die we zowel willen ondersteunen als in de schijnwerpers zetten aan de hand van portretten en interviews. Deze maand lieten we ons inspireren door Nina Maat, oprichter van MUCE (Muses United for Circular Economy), een grassroots initiatief waarmee ze eind vorig jaar onder meer een pop-upmuseum rond circulaire economie op touw zette in Antwerpen.

MUCE is je platform om de circulaire economie uit te dragen via allerlei creatieve manieren en kanalen. Is het een fulltime bezigheid?

Ik heb altijd rond circulaire economie gewerkt, vooral aan beleidskant, omdat ik het interessant vind om van binnenuit de zaken op een significante manier te kunnen veranderen. Ik begin echter meer en meer te beseffen dat de marketing- en communicatiesector positieve verandering kan teweegbrengen en dat ik er misschien beter in thuishoor dan in andere sectoren. Ik heb lang gedacht dat marketeers en reclamemensen de wereld verpesten omdat ze dingen pushen die we niet nodig hebben. Maar, dat hoeft niet zo te zijn. Het is interessant om met bedrijven en bureaus te praten over duurzaamheidstopics en aan de hand van die discussies de duurzaamheidsprocessen in de bedrijfswereld te verbeteren.

Je wil de definitie van circulaire economie verbreden.

Ik wil ze toegankelijk maken bij de brede bevolking. De kennis situeert zich momenteel vooral bij bedrijven en overheden, maar het is noodzakelijk om ook de gewone vrouw of man te bereiken. Ik vind de definitie die aan de circulaire economie gegeven wordt inderdaad te beperkend. De basisdefinitie is geproduceerde materialen zo lang en zo hoogwaardig mogelijk in de kringloop houden, maar circulaire economie gaat ook over minder grondstoffen verbruiken en over effectiviteit, meer bepaald kijken naar wat we echt nodig hebben en wat niet. Het gaat over je processen verduurzamen zodat je minder energie nodig hebt. Natuurlijk moeten er steeds afwegingen worden gemaakt. Neem nu de kartonnen rietjes als alternatief voor de plastic rietjes. Ze zijn eigenlijk waardeloos, want ze worden meteen nat. Is het nu zo erg om via je glas te drinken?

Bij het lezen van je artikels merk ik dat je veel inspiratie uit de natuur haalt.

Ik word geïnspireerd door ‘biomimicry’ ofwel het vertalen van de kennis van de natuur naar innovaties. Daar horen ook principes uit ecodesign bij, ofwel hoe je een product zo kan ontwerpen dat het zo lang mogelijk mogelijk meegaat en dat het op het einde van zijn cyclus op een andere manier kan ingezet worden. Verder moet de circulaire economie regeneratief zijn. Duurzaamheid gaat over hoe je de negatieve impact vermindert, terwijl circulaire economie gaat over hoe je negatieve impact neutraliseert. Op termijn moeten we naar een regeneratief systeem gaan zoals in de natuur. Bij alles wat we doen, moeten we nadenken over de positieve impact die het voor iemand anders kan hebben. Die denkwijze is vrij nieuw voor de bedrijfswereld.

De eerste sector waaraan we denken is de modewereld, maar de circulaire economie kan in veel sectoren relevant zijn.

Natuurlijk. Ik denk aan de voedingssector en hun verpakkingen en plantaardige voeding; aan de bouwsector voor renovaties, het gebruik van materialen, nieuwe gebouwen; aan de automobielsector die moet schakelen naar autodelen in plaats van bezit; aan de landbouw waarbij je naar regeneratieve landbouw kan gaan… Het leuke aan het thema is dat er in heel wat sectoren veel ruimte is om dingen te veranderen en mensen te inspireren.

Welke sector is goed bezig op het vlak van circulaire economie en welke helemaal niet?

In Vlaanderen is het beleid rond de circulaire economie ontstaan in de afvalsector. Die sector is er al lang mee bezig. Ze hanteren concrete inzamelings- en recyclagedoelstellingen. Er zijn echter nog geen doelstellingen voor preventie, hergebruik en herstel. Zodra die doelstellingen er zijn, gaan bedrijven echt in actie schieten. Nu zie je er, door een gebrek aan wetgeving, maar een paar pioniers in investeren. Kortom, er is geen enkel segment dat uitblinkt, maar in elke sector is er wel engagement en bewustzijn over het thema.

Adviseer je met MUCE al bedrijven rond de circulaire economie?

Ja en ik ben wel tevreden over de impact ervan. Het hangt natuurlijk af van wat het doel of de scope is van het project. Onlangs vroeg een tekenacademie me om advies. Die academie heeft natuurlijk niet de grootste impact op het milieu. Ze is geen Shell die de wereld naar de knoppen helpt. Het bedrijf opereert in de creatieve sector, een sector die ik superbelangrijk vind. Mijn advies neigt dan ook eerder naar wat het doet met zijn leerlingen en welke thema’s het behandelt dan naar het soort potloden dat het gebruikt.

Sta je open voor samenwerkingen met grotere bedrijven?

Ja. Ik heb er al wat ervaring mee dankzij het museumproject voor MUCE. Toen ben ik bij alle partners langsgegaan om te zien waar ze mee bezig zijn en te kijken naar wat goed gaat en wat minder. Vervolgens heb ik hun inspanningen besproken met academici en de vertaalslag gemaakt naar een breder publiek.

Het zijn bedrijven die het tijdelijke museum hebben gefinancierd?

Ik heb in het begin geprobeerd om subsidies aan te vragen, maar overheden waren niet echt enthousiast of ze verwezen me door naar andere instellingen. Ik was het beu dat het zo traag ging, dus ben ik naar bedrijven gestapt. Ik heb ze gevraagd om MUCE te sponsoren in ruil voor een samenwerking. Uiteindelijk heeft een divers aantal ondernemingen me gesteund, onder meer Proximus en Deceuninck, maar ook lokale bedrijven zoals een begrafenisondernemer en een verhuurdienst voor meubelen.

Hoe wil je MUCE een tweede leven geven?

Ik ben twee jaar bezig geweest met het museumproject, meer bepaald met de financiering, het vinden van kunstenaars en bedrijven en die aan elkaar te koppelen, de locatie, de marketing, enz. Het was heel intensief. Momenteel ben ik aan het bekijken hoe ik MUCE kan verduurzamen en welk businessmodel ik er rond kan uitwerken. Het liefst zou ik op een vaste locatie werken, maar ik ben ook op zoek naar manieren om reizende tentoonstellingen te organiseren. Het hoeft niet per se een museum te worden in de strikte zin van het woord. Het gaat voor mij niet om het hebben van kunst, meer over het vertellen van een verhaal door middel van kunst. Ik heb overigens ook gemerkt dat de werking van een klassiek museum me niet helemaal bevalt.

Vertel.

Ik heb het gevoel dat grote kunstinstellingen vervreemd zijn van wat er in de wereld gebeurt. De kunstsector bleef stil toen milieuactivisten zich aan schilderijen begonnen vast te kleven of er verf op gooiden. Terwijl het net de sector moet zijn die in dialoog zou moeten gaan. Toen ik het idee kreeg voor een museum rond circulaire economie, heb ik met bestaande musea gesproken met het oog op een samenwerking. Ze waren terughoudend. Ik merkte dat ze bang waren om hun subsidies te verliezen. Ze verwachten ook dat je gratis voor hen werkt wat ik niet echt een duurzame manier van werken vind. Afspraken worden ook niet goed gemaakt waardoor jonge kunstenaars en creatievelingen vaak een beetje beduusd achterblijven. Ik bleef met het onbehaaglijke gevoel zitten dat grote instellingen het leuk vinden om met je ideeën aan de slag te gaan, maar niet om dat samen met jou te doen. Kunst- en cultuurinstellingen zouden veel meer van en voor een samenleving moeten zijn. Dat bubbeldenken is zeker niet eigen aan de kunstwereld hoor. Milieuorganisaties zijn soms in hetzelfde bedje ziek. Ze willen de circulaire economie minder elitair maken. Dat leidde eens tot het bestellen van een studie en het vormen van een klankbordgroep. Maar in die groep waren de sociale organisaties niet eens vertegenwoordigd. Ze schrijven beleidsteksten over hen, maar ze doen het niet samen met hen.

Het achterhouden van relevante informatie over schade aan het milieu, hun enorme impact in heel de milieuproblematiek, hun torenhoge winsten... Waarom is er bij het brede publiek zo weinig verontwaardiging over de praktijken van olie- en gasbedrijven?

Ik vind het moeilijk om de woordvoerder van de bevolking te zijn, maar iedereen weet wel dat die machtige bedrijven buitensporige winsten maken op de kap van de maatschappij. Je kan daar kwaad over zijn, maar je weet eigenlijk niet tot wie je je woede moet richten. Daarnaast zijn we allemaal dagelijks afhankelijk van hun producten. Het is aan de overheid om dat soort bedrijven aan te pakken. We zouden meer verontwaardigd moeten zijn over de trage besluitvorming bij de overheden wat betreft wetgeving voor die bedrijven.

Hoe sta je tegenover ‘naming and shaming’? Mogen we bedrijven en organisaties die slecht bezig zijn publiek aanpakken?

Ik ben daar zeker niet vies van, ook al ben ik zelf niet perfect of zie ik mezelf als ‘Mevrouw Circulaire’. Het is nu eenmaal nodig om elkaar verantwoordelijk te houden. Vorig jaar zette De Tijd een artikel over MUCE in hun krant. Ik deelde dat op mijn LinkedIn-pagina en vermeldde terloops de advertentie van BNP Paribas Fortis in samenwerking met Spa die onder het artikel stond. Het ging over een vijf liter verpakking van water, eerst in plastic en dan in karton. Op het vlak van ecodesign principes is dat ongelooflijk onverstandig. Water verpakken is hoe dan ook zonde, maar als je het dan nog eens dubbel verpakt, enkel om te laten zien dat je karton gebruikt omdat dit door de consument als duurzamer wordt gepercipieerd, maar dat niet per se is, dan is dat greenwashing. Ten eerste vind ik dat marketeers zich niet moeten bezighouden met verpakkingen. Laat dit werk aan verpakkingsspecialisten zodat alles binnen ons systeem kan gerecycleerd worden. Piet Colruyt vond het niet kunnen dat ik aan naming and shaming deed via mijn LinkedIn-post, omdat het bedrijf achter Spa, zo schreef hij, een voorloper is qua duurzaamheid. Iemand anders trad hem bij door te zeggen dat het bedrijf een B Corp certificaat heeft… Maar, het is toch niet omdat je zo een certificaat hebt, dat je vrijgesteld bent om logisch na te denken. B Corp heeft trouwens zelf al verklaard dat hun systeem nog niet 100% op punt staat en dat er nog aan moet gesleuteld worden. En waarom focust Spa dan niet op de positieve zaken in zijn campagnes? Natuurlijk is niet iedereen 100% perfect en natuurlijk mogen we niet ontmoedigd geraken, maar het is de taak van marketeers om mensen te inspireren en te leiden naar een circulaire economie. En milieubewegingen mogen hun rol spelen om hen te wijzen op fouten.

Wat te denken van duurzaamheidslabels zoals B Corp? Steeds meer bedrijven positioneren er zich mee.

Ik vind het een positieve zaak dat bedrijven er aan de slag mee gaan, maar het mag geen excuus zijn om niet ambitieuzer te zijn. Je hoort nu ook veel bedrijven praten over de SDG’s (Sustainable Development Goals, nvdr.), die door de Verenigde Naties zijn ontwikkeld om landen in het globale Zuiden de kans te geven een bepaald welvaartsniveau te bereiken op het vlak van onderwijs, water, gezonde voeding, jobs. Ik merk dat bedrijven hier de SDG’s gebruiken om te communiceren over hun duurzaamheidsinspanningen, ook al heeft hetgeen wat ze doen weinig te maken met dat systeem. Of nog erger, ze gebruiken de SDG’s als argument om hun vervuilende praktijken in stand te houden met de stelling dat ze zo jobverlies tegengaan. Met andere woorden, al die tools en certificaten zijn goed, zolang je ze maar niet misbruikt.

Hoe belangrijk is consequentialisme in dit debat? Vorig jaar organiseerde Tomorrowland een duurzaamheidscongres in de marge van hun festival, maar kreeg ik als journalist ook een persbericht waarin hun partner Brussels Airlines trots verkondigt dat het op een dag 175 vluchten inlegt vanuit 69 verschillende luchthavens om de internationale bezoekers op het festival te krijgen...

Ik vind het goed als je iets positiefs wil lanceren, maar ik adviseer mijn klanten om eerst altijd naar hun eigen werking te kijken en te analyseren welke aspecten ze kunnen aanpassen om dan stapje per stapje naar een ideale wereld te gaan. Het is raar om te zeggen hoe het moet, als je het zelf nog niet doet. Misschien had Tomorrowland, alvorens een duurzaamheidscongres te organiseren, best eerst bekeken hoe ze die internationale bezoekers op een duurzamere manier konden verwelkomen of nagedacht over de impact van hun festival, de single-use verpakkingen en de vervuilende generatoren. Ik begrijp dat een festival wil inspireren en het is natuurlijk mooi om uit te pakken met duurzaamheidsinitiatieven, maar al die zaken creëerden bij mij toch een beetje treurnis.

De nieuwe directeur van Bozar liet onlangs in Bruzz een ballonnetje op over het organiseren van eenmalige, exclusieve events. Heeft het nog nut, zo vroeg hij zich af, om kunstenaars uit verre landen te laten overvliegen voor twee optredens.

Je moet vertrekken vanuit je eigen werking. Bozar is een grote instelling. Ik zou niet van Bozar verwachten dat het veel minder internationale artiesten zou uitnodigen. Het gaat eerder over de manier waarop. Het is geen schande om een kunstenaarscollectief uit, ik zeg maar wat, Thailand uit te nodigen, maar vul het misschien op een andere manier in. Laat de artiesten workshops organiseren en langer blijven om in-situ iets te maken. Anderzijds, en dan is iets dat ik gaandeweg heb geleerd, moet je de kunstenaar of creatief ook niet belemmeren in zijn werk. Bij het pop-upmuseum van MUCE wou ik bij alle kunstwerken informatie en tools bieden, maar dat riep soms weerstand op bij de kunstenaars. Dat moet je uiteraard respecteren. Ik zou het ook niet altijd aanvaarden als mensen uit andere sectoren zouden zeggen hoe ik de dingen moet aanpakken.

Slaag je erin om een diverse mix van mensen te bereiken met dit thema?

Ik heb met MUCE een superdiverse groep mensen bereikt en daar ben ik het meest trots op, omdat dit me na aan het hart ligt. Natuurlijk waren de oudere witte mensen vertegenwoordigd, maar er was veel diversiteit onder de jongeren die het museum bezochten, meer bepaald mensen die net in België waren en via sociale organisaties geïnformeerd waren over het initiatief, jongeren die kwamen chillen, een jongen als Mounir die heel zijn familie had uitgenodigd om zijn verjaardag in MUCE te vieren...
 
Een vriendin vertelde me dat ze een tijdje geleden op een protestactie van een activistische milieuorganisatie was, maar er zich niet vertegenwoordigd en thuis voelde omdat het nogal dogmatisch was en ze de enige persoon van kleur was.

Dat begrijp ik helemaal. Mijn doel is om de circulaire economie beter bekend te maken bij een groter en diverser publiek. Ik ben sinds mijn studies bezig met het thema en ik was altijd de enige persoon van kleur, net als in mijn jobs. Daarom gebruik ik laagdrempelige kunst voor de creatieve vertaalslag, waardoor mensen zich meer geneigd voelen om deel te nemen aan het debat en ook vanuit verschillende en menselijke perspectieven.

Onlangs zag ik bij de online communicatie van Kaaitheater voor een theaterstuk over ‘black identity’ een berichtje staan dat “geracialiseerde mensen” voorrang zouden krijgen op de afterparty.

Dat klinkt vrij ‘awkward’. Positieve discriminatie is ook niet zo leuk hoor. Die twijfel heb ik nog altijd zelf. Willen bedrijven dat ik voor hen werk, omdat ik inhoudelijk sterk ben of gewoon omdat ze dan kunnen afvinken dat ze iemand van kleur hebben in hun team. Bijna elke organisatie is tegenwoordig bezig met inclusie. Het mag echter niet te geforceerd worden, zoals mensen van kleur voortdurend op de eerste rij in de bedrijfsfoto zetten (lacht)! Het is ook een soort washing om één iemand van kleur te hebben in je team, om zo te tonen dat iedereen welkom is. Die zaken zouden iets organischer mogen komen. In de marge van het nieuws over het wegvallen van projectsubsidies voor kunstenaars in Antwerpen kwam er reactie vanuit de cultuursector, meer bepaald dat de initiatieven in kwestie maatschappelijk belangrijk zijn omdat ze een divers publiek bereiken. Begrijp me niet verkeerd, ik vind het erg dat er subsidies zijn weggevallen, maar ik vond die argumentatie intellectueel oneerlijk. De kunstwereld leeft echt in een bubbel en het is vaak heel moeilijk om er binnen te geraken en erbij te horen. Bij vernissages en feestjes in kunstgalerieën en andere kunstkoepels heerst er vaak dat ons-kent-onssfeertje en als je er niemand kent, durf je er bijna niet binnenkomen. Natuurlijk moet kunst niet altijd voor alles en iedereen zijn, maar ik vind wel dat je goed voor ogen moet houden voor wie je het doet en dat, als je een beroep doet op subsidies, toch wel duidelijkere doelstellingen op dat vlak moet hebben.

Bart Cattaert

Archief / BLUE