Fr

AGENCIES

War on talent: hoe we die oorlog kunnen winnen, Peter Ampe (FamousGrey)

Zaterdag 11 September 2021

War on talent: hoe we die oorlog kunnen winnen, Peter Ampe (FamousGrey)

"Don't tell my mother I work in an advertising agency — she thinks I play piano in a whorehouse”. De beroemde titel komt van Jacques Seguela en illustreert een probleem dat almaar prangender wordt in onze sector die zijn aantrekkingskracht jaar na jaar ziet afbrokkelen. Resultaat: een nijpend tekort aan jong bloed.
 
Omdat we bij MM graag meer inzicht willen krijgen in deze problematiek en meezoeken naar oplossingen, zullen we er regelmatig op terugkomen. Peter Ampe (ECD FamousGrey) analyseert om te beginnen de mogelijke oorzaken.

“Beste Peter, ik heb een paar goeie talenten in mijn richting, maar die willen niet in advertising beginnen.” Toen Anneke Rombaut, docente aan Luca School of Arts, mij dit meldde, ging er meteen een alarmbel rinkelen. Dit waren dus studenten reclame, maar die wilden niet in ons vak aan de slag? Dan zitten we toch met een fundamenteel probleem? Ik bleef achter met de vraag wat de pijnpunten waren en hoe we onze sector weer kunnen aantrekkelijk maken.
 
Ik had in 2016 al een soortgelijk signaal opgevangen toen ik op bezoek was bij DDB Stockholm. Toen ik kreeg te horen dat de grootste talenten in Zweden start-ups verkozen boven communicatiebureaus. Omdat ze zich vrijer voelden, omdat ze iets konden opbouwen, omdat ze konden bijdragen aan een betere samenleving. De agencies moesten al hopen op een start-up failure om talenten te kunnen recupereren.
 
In deze situatie zitten we dus ook: de instroom in onze sector is klein geworden. En de uitstroom wordt almaar groter. Het is dringend tijd voor verandering. Echte verandering. Er zijn een paar hardnekkige systeemfouten die niet meer compatibel zijn met de nieuwe wereld.
 
Alles is competitie
 
Een van de systeemfouten is dat alles draait rond competitie. Pitches zijn competitie, awards zijn competitie, het gevecht om talent is een competitie.
 
Deze competitieve sfeer leidt tot massale overuren die beschouwd worden als heel normaal, wat niet bevorderlijk is voor ons mentale welzijn. Bovendien staat deze prestatiedruk ten dienste van een doel dat gezien wordt als onbelangrijk. Want ja, het is “maar reclame”. We geven creatieven geen vrijheid, we laten ze niets opbouwen, we geven ze niet het gevoel dat ze bijdragen aan een betere wereld.
 
En dat is net het grootste probleem, want wie zegt dat reclame maar reclame moet zijn? Waarom kunnen het geen ideeën zijn die werkelijk iets helpen te veranderen in de maatschappij, ideeën die een langer effect hebben dan het mediaplan dat erachter zat?
 
De zin van zin en erkenning
 
Betekenis en persoonlijke ontwikkeling is wat de nieuwe generatie mist in onze sector. Ze willen op een actieve manier een rol spelen in het beter maken van onze maatschappij. Als het om de ‘triple P’ gaat, liggen zij veel minder wakker van Profit, maar des te meer van People en Planet.
 
Als sector is het onze taak om hun de ruimte te geven om hiermee bezig te kunnen zijn. Wij moeten hun ook de vrijheid geven om zich beter te kunnen uitdrukken. Dat is niet alleen het werk van bureaus, maar ook van adverteerders. Nu maken we met zijn allen 80% middelmatig werk en 20% award waardig werk, we zouden een shift kunnen maken naar 20% middelmatig werk en 80% betekenisvol werk. Johan Kramer vroeg zijn creatieven een tijdje geleden of ze het award budget wilden gebruiken voor award shows of voor eigen projecten. Iedereen koos unaniem voor eigen projecten. Dat zegt veel. Onze generatie zijn denkers die liefst waardering krijgen van collega’s. De nieuwe generatie zijn doeners die liever erkenning krijgt van de maatschappij. Dat vraagt om een volledig nieuwe aanpak.
 
Als je naar de uitslagen van award shows kijkt, zou je denken dat die betekenisvolle ideeën er al zijn. Maar schijn bedriegt, want hoewel 40% van de awards uitgereikt wordt aan ideeën voor NGO’s, zijn deze ideeën nog te veel gemaakt met de intentie om awards te winnen. Er wordt te weinig aandacht besteed aan reach of het effect van het idee.
 
Ik ben zelf opgegroeid met award shows als ultieme symbool voor erkenning. Daar is niks mis mee, maar ze moeten herdacht worden om nog relevant te blijven. Ik herinner me dat Jan Dejonghe ooit pleitte voor categorieën volgens mediabudget. Hij wilde hiermee zichtbare campagnes valoriseren. Dat was controversieel, maar de gedachte erachter heeft wel iets. Want het werk dat momenteel beloond wordt, wordt meestal niet gezien door de gewone mens, terwijl het net de zichtbare ideeën zijn die de perceptie bepalen van ons vak. Dus die ideeën moeten net scherp zijn, als we ons vak weer aantrekkelijk willen maken.
 
Het aantal award shows moet ook gedecimeerd worden en het is aan de vakbladen om niet alle awardwins evenveel aandacht te geven. Dat brengt me bij een tweede mogelijke shift: de maatstaf van succes is niet alleen meer de award die je wint, maar ook de impact die je hebt. Daar zou de nieuwe generatie al blijer van worden.
 
Tot slot zouden ook andere manieren van waardering kunnen helpen om de uitstroom te beperken. Ook hier moeten we vertrekken vanuit de gedachte dat iedereen naast een carrièreplan, ook een levensplan heeft en op zoek is naar een evenwicht tussen beide. 
 
Dag overuren!
 
De competitie, de overuren, het zorgt allemaal voor een ongezonde cultuur. Als junior creative aan de slag gaan in de reclamesector voelt als gedropt worden in de jungle en een ‘survival of the fittest’. We zijn allemaal op zoek naar de nieuwe Picasso onder de creatieven, maar wat met de creatief die zich kan inleven in een doelgroep? Krijgt die genoeg kansen?
 
Bovendien is een eerste job in vele gevallen tijdelijk. Waarom niet wat meer samenwerken en bijvoorbeeld de nood aan beweging bij jongeren beantwoorden met een experiment waarbij ze gedurende drie jaar achter elkaar bij een ander bureau kunnen werken? Of structurele cross-sector mentorships aanbieden waarbij schoolverlaters een mentor uit een ander bureau krijgen? Creative Belgium zette reeds een stap in de goede richting, maar dit initiatief zou nog veel meer mogen groeien.
 
Een groot pijnpunt zijn de stages die jongeren lopen, omdat ze te weinig inclusie ervaren in combinatie met een hoge werkdruk. Vanuit de broaden–and–build theorie zou je veel meer op positieve ervaringen kunnen inzetten. De laatstejaars studenten zouden hierdoor meer waardering ervaren en bijgevolg ook optimistischer, opener en veerkrachtiger hun carrière in onze sector aanvatten.
 
To pitch or not to pitch
 
Pitches zijn heel leerrijk en vanuit een teamgevoel fantastisch om aan mee te werken. Maar ze hebben een aanzienlijke impact op de werkdruk en dus op de work/life balans. Het uitzonderlijke karakter dient dus wel uitzonderlijk te blijven. Hier dus ook een oproep aan de adverteerders: als je voordien al weet met welk bureau je wil werken, organiseer dan geen pitch. Moeilijke werkrelaties kunnen ook opgelost worden via een open gesprek.
 
Zo’n cultuurwijziging zou de instroom verbreden en tegelijkertijd de uitstroom beperken. Zowel op vlak van people als op vlak van finance. En als finance er wel bij vaart, kan dit weer terugstromen naar de nood om betekenisvol werk te maken. Een deel van de winst investeren in persoonlijke projecten van medewerkers bijvoorbeeld, en/of naar een goed doel.
 
Tot slot nog dit. Het is altijd mijn ambitie geweest om eerst het verschil proberen te maken voor zichtbare klanten en echte briefings. Dit is meer dan ooit het geval en meer dan ooit nodig ook. Het zou de perceptie over advertising kunnen verbeteren, zodat we niet alleen gezien worden in MM, maar ook in het dagelijks leven. Om daar een verschil te maken. Dat is niet alleen de verantwoordelijkheid van de bureaus, maar een probleem dat wij, adverteerders, organisaties en vakbladen samen moeten tackelen.

Archief / AGENCIES